Jaren geleden werkte ik voor een kleine bank in het centrum van Amsterdam. Moet je indenken. Iedere ochtend om zes uur op. Rond zeven uur aanschuiven in de file op de A4 richting Amsterdam. ’s Ochtends met de riemen roeien in een vijandige kantoorcultuur. En dan ’s middags lekker naar het Rembrandplein, om daar in de buurt een broodje lunch te kopen. Dat lunch ritueel deden we iedere dag.
Mijn persoonlijke favoriete zaak was de Albert-Heijn-To-Go in de Regulier Breestraat, naast Tuschiski. Bij de meeste andere zaken droop het vet figuurlijk van de etalageramen. Bij Appie kon ik tenminste nog een broodje gezond kopen.
Op een dag was er een nieuwe kracht, een gezette jonge dame die de broodjes klaarmaakte. Ik houd niet van kaas, en dan druk ik mij nog zachtjes uit, en alle broodjes waren mét kaas.
En zoals alle voorgaande lunches vroeg ik aan de broodjessmeerder, in dit geval de nieuwe kracht, of ze voor mij een broodje zalm wilde klaarmaken, maar zonder kaas.
Mevrouw deed een stap achteruit, plaatste haar linkerhand in haar linkerzijde, en wees met het mes in haar rechterhand schuin en op-en-neer wiebelend in mijn richting. “Dat hoef ik dus niet te doen he!” sneerde ze met verheven stem naar mij. Een broodje zonder kaas stond blijkbaar niet in haar functiebeschrijving.
Calculerend trok ik de conclusie dat het rustig opbouwen van ons conflict voor mij de beste strategie was. “Hoe bedoel je?”. Haar fier opgetrokken schouders zakten na deze opmerking omlaag. “Ik bedoel dat ik dat eigenlijk niet hoef te doen.”, haar stem was al wat zachter. Nu denkt u waarschijnlijk dat ik het voorgaande na al die jaren heb onthouden, wegens deze territoriale verrassing. Niets is minder waar. Het was mijn gedenkwaardige geluksdag. Want voor deze ene keer, wilde mevrouw, speciaal voor mij, een broodje zalm smeren, zonder kaas. Ik heb dit voorval overigens nooit gemeld aan haar superieuren, maar het viel op dat haar collega’s de dagen hierna bijzonder vriendelijk waren. Blijkbaar had ze zelf eventjes navraag gedaan bij de collega’s.
Deze week kreeg ik weer de herinnering. Na een drukke werkdag kocht ik rond half zes bij de AKO op station Amersfoort een Elsevier en HP/de Tijd. Mijn voorganger was een joviale oudjaarsstudent die over een pakje sigaretten nog met de verkoopster kon flirten. En toen kwam ik, met twee politiek inhoudelijke weekbladen, en lichte hoofdsuisingen wegens de ingepropte informatie van die dag. Ja, ik kwam naar de kiosk om twee bladen te kopen. Twee blaadjes kopen is inderdaad wel iets anders dan de dame achter de toonbank een speciaal gevoel te geven. Afrekenen en wegwezen. Er kon dan ook geen glimlach vanaf, zelfs niet begripvol. Het vuur was dood nadat de student het pand had verlaten. Een experience alsof we elkaar niet nodig hebben. ’t Zal wel aan mij liggen, maar dit overkomt mij nooit bij de kiosk bij mij in de buurt, in regio den Haag. Ziek zwak of misselijk, men laat altijd waardering blijken voor je binnenkomst, al is dit maar met een knikje.
Ik denk ook terug aan vorig jaar. De Nijmeegse gemeenteraad was na de verkiezingen als vanouds rood gekleurd. Vlak daarna ging ik ’s ochtends bij een leverancier op bezoek in deze stad. Na een ochtend overleg ging mijn collega en ik een hapje halen in een winkelcentrum, bij de Hema. In de Hema zag ik de Nijmeegse rode kleur in vol ornaat terug. Ik was na het uitkiezen van een hapje, klant nummer drie in de rij bij de kassa. Wat opviel was, er wás een rij rond lunchtijd in een lunchroom, én de rij bleef staan. De rij bleef staan vanwege gekwebbel en gedoe. Het schoof maar niet door. Uiteraard associeerde ik rijen met het communisme, en dus ook de rode kleur van Nijmegen. In de Hema van Voorschoten is mij dit nog nooit overkomen. Pats pats pats, wegwerken die rij en iedereen een gevoel van welkom geven. Zo gaat dat, zelfs in dat kleine rotdorpje.
Maar ook Haaglanden is niet altijd perfect. Ooit wilde ik in de binnenstad van den Haag een paar schoenen kopen, in de prijsklasse van 200 Euro. De winkelbediende die waarschijnlijk zeven zaterdagen moet werken om dit bedrag bij elkaar te sparen, had meer aandacht voor haar vriendje die toevallig ook net de winkel binnenliep, dan voor moderate spender als in ikzelf. In een andere winkel werd ik wél geholpen.
Slechte service. Mijns inziens wordt het veroorzaakt door teveel zekerheid, met luiheid als gevolg. Wie vecht voor het bestaan kan fouten maken, maar zal proberen om dit zoveel mogelijk te corrigeren. Dat is zoals de markt hoort te werken.
Niet in Nederland. In Nederland behoren bedrijven werkverschaffing te zien als doel op zich. Althans, dat wordt bepaald door lieden buiten het bedrijf natuurlijk.
En zo kan het gebeuren dat een chips-etende, televisiekijkende, langdurig werkloze opeens wordt opgeroepen om broodjes te gaan smeren in de Regulierbreestraat te Amsterdam. De vraag voor een broodje zonder kaas kan natuurlijk alleen komen van een notoire machtswellusteling die de vrije markt tegen je gebruikt om zijn spierballen te laten zien.
Daar mag je je best wel tegen verzetten. Het is immers de belofte van de vakbonden en socialisten, dat het werkverband draait om wát je kunt en hoe goed je daarin bent. Ze hoeven je heus niet aardig te vinden. Sommigen zien in deze redenering een vrijbrief om onaardig te zijn, en ze nemen het gretig aan.
Het kan verkeren. In de afgelopen jaren heb ik een etnische zuivering van onaardige mensen gezien, ongeacht hun kwaliteit en dat is nog steeds gaande. Ondanks de slechte service in Nederland bestaat er een krachtige wil om dit te verbeteren.
Dit zou ook een verklaring kunnen zijn waarom lopende herseninfarcten doorgaans voor de overheid werken. Dat u hier even aan denkt als u nieuws verneemt uit onze nationale afvalput.
0 reacties:
Een reactie posten