In de informatieleer bestaat het axioma dat je minimaal twee kleuren nodig hebt om informatie te kunnen vastleggen. Wie wel eens geprobeerd heeft om witte letters op wit papier te lezen kan bevestigen dat zwart op wit wat handiger leest.
Toch, als de wereld die je kent wit is en je kent geen andere kleur, dan kun je de witte wereld alleen als iets abstracts voorstellen; je kunt het beredeneren dat het bestaat. Maar je hebt een andere kleur nodig om het te bevestigen met bewijs.
Zo kun je de Nederlandse cultuur en identiteit met woorden wegredeneren, omdat je de aanwezigheid van een andere cultuur en identiteit niet of onvoldoende bewust voelt. Woorden krijgen dan minder waarde, omdat ze de werkelijkheid niet meer beschrijven.
Als je het over de Nederlandse identiteit hebt, kun je die merken dankzij verschillen met andere identiteiten, net zoals zwarte letters op wit papier informatie vormen. Het verschil vermakkelijkt de waarneming.
Identiteit is geen definitie maar een gevoel. En gevoelens zijn, in tegenstelling tot definities, niet rationeel, en je kunt er in mindere mate over onderhandelen.
Bart-Jan Spruyt maakt op zijn weblog de opmerking dat “het debat” vaak over onbenulligheden gaat, over uiterlijkheden die er niet toe doen. Dat is niet helemaal juist. Uiterlijkheden zijn het gevolg van een innerlijk. Identiteit is een innerlijk gevoel dat zich via uiterlijkheden laat zien. Kleding maakt de man zegt men wel eens. Maar zover kleding als masker wordt gebruikt beschouw ik dit als buiten de discussie van Nederlandse identiteit. Politici gebruiken dat soort maskers en zijn onbelangrijk voor dit onderwerp.
Het goede nieuws is, onze identiteit bestaat, ook al is die niet makkelijk te beschrijven.
In maart van dit jaar kwam ik in Brazilië Nederlanders tegen die een dialect spraken met zachte G. Ik kwam met hen in gesprek. Op een moment ging het gesprek over de Braziliaanse nationale cocktail, Caiparinha. Een jongeman in het gezelschap vertelde mij dat hij in Nederland al Caiparinha had gedronken, met echte Braziliaanse suiker, anders smaakt het niet lekker. Mijn gedachte, heel herkenbaar. Brabander schept op over een volstrekt nutteloze zaak en introduceert hiermee een soort woorden wedstrijdje. Al vaak meegemaakt in de periode dat ik in het Brabantse land woonde. De mensen kwamen overigens uit Arnhem, en zo sprak weer mijn talent om zachte G dialecten naar de verkeerde regio te schatten.
Deze mensen kwamen voor slechts negen dagen naar Brazilië. Ze spraken Nederlands met elkaar en dus geen Portugees of Engels. Ze kwamen om heel ver weg op een strand te liggen, een restaurant te bezoeken en prullaria te kopen. En daarna was het weer voorbij. Burgelijk uit, burgelijk thuis. Een burgelijkheid die in Brazilië niet bestaat. Kortom, ze waren Nederlanders in het buitenland. Als we deze mensen zouden zwartverfen met schoensmeer, dan hadden we nog steeds geen Brazilianen van ze gemaakt; ook hun houding was heel anders, afgezien van de vakantiestemming.
In Spanje werd ik als Nederlander herkend door mijn binnensmondse gezucht op de regen. Wat kwam ter sprake? De roofzucht van onze nieuwe regering.
Ikzelf heb een tijdje in Engeland gewoont. Wat opviel was dat men anders aankijkt tegen geweld dan in Nederland, tenminste op die leeftijd dan. Zelfs het meest liefelijke meisje kon enthousiast worden voor het idee om iemand op zijn bek te slaan. Dat is vandaag nog steeds zo in Engeland. In Nederland staan we veel negatiever tegenover geweld. In de schaduw van dit sentiment vinden Nederlanders woorden vaak belangrijker dan daden.
De Nederlandse identiteit bestaat. En die identiteit is niet opgeschreven in de Grondwet en ook niet in andere wetten. Die identiteit is een stelsel aan volkssentimenten en dogma’s die in ons land dominant is. Niet iedere wet wordt in het hart gedragen, terwijl identiteitsgevoelens juist wel een hartezaak is.
Dat soort gevoelens zijn het gevolg van ons nationale leerproces, door geschiedenis, wetenschap en zelfs politiek beleid (denk aan de neutraliteitspolitiek ten tijde van de wereldoorlogen).
Dogma’s maken de man. Niet iedere Nederlander heeft dezelfde opvatting, maar de dominante groep Nederlanders kent wel een grote gemene deler in morele opvattingen. We vinden moord slecht – niet uniek voor Nederland – maar deze opvatting wordt wel algemeen gedragen. Nederlanders hebben in het algemeen een zeer groot vetrouwen in de overheid – dat is aardig uniek voor Nederland. Volgens Nederlanders is tolerantie (en respect) onze hoogste nationale waarde. Aardig uniek voor Nederland is dat we zelfs tolerant blijven op het moment dat dit slecht voor ons is. Nederlanders zijn bemoeizuchtig en vinden dat ze bemoeirechten hebben, óf moeten krijgen.
Én Nederlanders vinden dat Nederland het beste land is om te wonen; dat lijkt een open deur, maar het is typisch Nederlands. Een Amerikaan vindt ook dat de USA het beste land is om te wonen, en daaruit blijkt dat identiteit een gevoel is en geen onderhandelbare definitie. Nederlanders kunnen overeenstemming hebben of van mening verschillen; maar wel over dezelfde onderwerpen – men kan los van opvatting gespreksonderwerpen bedenken.
Ik ben blij dat de Oranje verenigingen verontwaardigd waren over de uitspraken van Máxima. Als Oranje-gezinde was ik hier eveneens over verbaast. Zoals ik eerder schreef voel ik mij meer kosmonaut dan kosmopoliet, waarbij ik de vraag wil introduceren waarom kosmopolieten Nederlands praten met landgenoten. De spreekbeurt van Máxima was dan ook verbazingwekkend. Blijkbaar zit een deel van Nederland te wachten op de terugkeer van de multicultuur. Immigratie met behoud van cultuur, behalve dan de autochtonen die juist geen cultuur hebben.
In 2005 reed ik tijdens campeervakantie terug naar Nederland. Ik stopte in Frankrijk bij een tankstation om iets te eten en even te rusten. Even verderop zag ik een Marokkaans gezin bij een bestelbusje met Nederlandse kentekenplaten. De bestelbus was volgepropt met spullen, bedekt met een oranje zeil. Er liepen iets van vier kinderen rond de auto.
Mijn eerste gedachte was niet, “joepie landgenoten”, en ook geen “getver landgenoten”. Dat zijn de twee mogelijke gedachten die je in Frankrijk kunt hebben over mensen die “erbij horen”. Mijn nieuwschierigheid beperkte zich tot de gedachte dat deze mensen misschien naar Marokko op vakantie waren geweest en net als ik op de terugweg waren naar Nederland. De landgenoot had mij gezien, maar had geen zichtbare emotie, geen joepie landgenoot of getver landgenoot. Ons gevoel van afstand en desinteresse was wederzijds, we leven in hetzelfde land en tegelijkertijd in een andere wereld.
De multicultuur geeft niet alleen allochtonen het gevoel dat het Marokkaanse gezin en ik niet bij elkaar horen. Geen Haagse rethoriek of pseudowetenschappelijke rede die iets aan dit gevoel kan veranderen. Wie de drempel van het contact wíl nemen kan dit doen, vanuit welk motief dan ook. Maar een multiculturele situatie is ongeschikt voor vluchtig contact, de drempel is te hoog. Situaties waarin de eigen identiteit herkend of gevoeld wordt, kent dat soort drempels niet. Onze identiteit bestaat omdat ons groepsgevoel bestaat, dat groepsgevoel is er domweg een onderdeel van. Die realiteit kun je niet waarnemen in Máxima’s wereld van ja-knikkers en het gepoliticeerde keurslijf waarin ze haar mening mag geven.
3 reacties:
Iets wat je niet kunt omschrijven, omdat het te dicht op je huid zit, precies omschreven.
Geweldig...
Het eerste 'omschrijven' moet 'beschrijven' zijn:
Iets wat je niet kunt beschrijven, omdat het te dicht op je huid zit, precies omschreven.
Geweldig...
Ik voel me Nederlander, en als iemand anders dat ook voelt hebben we onze identiteit te pakken wellicht, maar het maakt me verder eigenlijk geen ene moer uit wat dat is, ik bepaal mijn koers zelf.
Nederland is mijn land, gekaapt door politiek links dus onze eerste taak is ons land weer terug te veroveren nu, en dan garaag zonder suikerfeesten etc. (dat viert men maar thuis verder)
Anno
Een reactie posten